In een goed ingerichte vijver zijn verschillende beplantingszones aanwezig. Buiten de vijver ligt gewone tuingrond waarin ook gewone tuinplanten groeien. Direct daarachter begint de zogenaamde natte oever of het moerasgedeelte waarin natte grond tot zelfs al een paar centimeter diep water kan staan. Dit is het domein van de moerasplanten. Een moeras kan ook als apart tuinelement worden aangelegd, maar in veel gevallen zal er een directe verbinding met de vijver zijn.

Oeverrand en verder

Voorbij het moeras begint de echte oeverrand waar de planten in twintig tot veertig centimeter diep water groeien. Voorbij de oeverrand begint het diepe vijvergedeelte waarin drijfplanten drijven, ondergedoken planten (zuurstofplanten) zweven en planten met drijvende bladeren (zoals waterlelies) wortelen. Dit gedeelte moet minimaal zestig centimeter diep zijn, liefst dieper om de processen in de vijver goed te laten functioneren.

Zuivering

Vrijwel alle natuurlijke wateren hebben een of andere vorm van doorstroming waardoor een natuurlijke verversing plaatsvindt. In een kunstmatige vijver is dat niet zo. Dat is een bijna gesloten wereldje waarin alleen van bovenaf (regen)water en andere stoffen terechtkomen. Het water moet zichzelf reinigen en dat is weer sterk afhankelijk van wat er in de vijver gebeurt. Daarbij spelen planten een hoofdrol. Ze brengen zuurstof in het water en halen er hun voeding uit.

Water

Zorg dat er het hele jaar door voldoende water in de vijver staat. Los problemen met algen zo snel mogelijk op. Zet vijverplanten liefst in aparte waterplantenmanden op de juiste diepte. Dat maakt het onderhoud een stuk makkelijker. De meeste vijverplanten houden niet van snelstromend water. Een langzame waterbeweging is wel uitstekend.

Vijverpositie

Er moet voldoende diep water zijn om sterke temperatuurschommelingen te voorkomen. Een ondiepe, kleine vijver warmt veel sneller op en koelt sneller af dan een vijver met een behoorlijke inhoud. Een minivijvertje kan dan ook het beste worden beschermd tegen direct op de container stralend zonlicht door er andere bakken omheen te zetten.

Die behoefte aan zoveel mogelijk vijverinhoud kan ook betekenen dat oeverranden erg smal worden of zelfs helemaal ontbreken. Dat is soms het geval bij voorgevormde, ingegraven kuipen waar vaak beplantingsbakken langs de randen in worden opgehangen.

De beplanting

De beplanting van de vijver begint met het inzetten van zuurstofplanten. Inzetten is wat te veel gezegd, want veel zuurstofplanten kunt u gewoon in bosjes in het water gooien. Ze hoeven vaak niet te wortelen. Sommige soorten vormen zelfs nauwelijks wortels.

Andere vijverbeplanting

Na de zuurstofplanten is de beurt aan de planten die in diep water wortelen. Vervolgens komen de oever- en moerasplanten aan bod en er kunnen drijfplanten op het wateroppervlak worden gezet. De waterdiepte die bij vijverplanten op het etiket wordt aangegeven, is altijd bedoeld vanaf het oppervlak van de bodem waarin ze staan tot het wateroppervlak. De wortels zitten daar dus onder.

Plantmethode

Als er een oeverrand wordt gemaakt (vaak zijn het er meer) waar waterplanten in manden of bakken onder water op komen te staan, moet die rand dus zo diep zijn dat de waterdiepte ongeveer gelijk is aan de hoogte van mand of bak plus wat is aangegeven op het etiket. Plant u nieuwe vijverplanten, maak de vijvergrond dan van tevoren goed nat. Dek de grond in plantmanden af met grind of steenslag om uitspoelen te voorkomen. Verzwaar de manden met een steen om drijven tegen te gaan en de manden steviger te laten staan.