Appels groeien graag op voedzame, doorlatende grond die iets aan de zure kant moet zijn.

Verschillende soorten appels

Appelbomen worden geleverd als hoogstam, halfstam, spil en struikvorm. Voor een kleine tuin is de spilvorm ideaal. Ook omdat spilvormen al in het derde jaar appels kunnen leveren. De maat en groeisnelheid wordt geregeld door de onderstam waarop is geënt. Voor iets grotere bomen is bijvoorbeeld onderstam M9 ideaal omdat appelrassen daarop een flinke oogst geven, terwijl de bomen niet te groot worden. Er zijn vroege, middentijdse en late bloeiers en ook de oogstperioden kunnen flink verschillen.

Oude appelrassen

Er zijn duizenden soorten appels geregistreerd. Sommige daarvan zijn al sinds de 16e/17e eeuw bekend. Diverse organisaties en kwekers proberen de oude appelrassen in stand te houden en ze via particuliere liefhebbers te verspreiden. De appels zijn vaak erg lekker van smaak, maar commercieel niet interessant.

Bekende oude soorten appels zijn bijvoorbeeld de ‘Notarisappel’ (1890), ‘Princesse Noble’ (ca. 1700), ‘Sterappel’ (circa 1800), de oeroude ‘Brabantse Bellefleur’ en het heerlijke ‘Syden Hempje’ (circa 1750). Wie er meer over wil weten, kan bijvoorbeeld terecht in het Fruitmuseum ’t Olde Ras, Doesburg (Gelderland).

Bekende appelrassen

Hoewel het assortiment appels bij de kwekers sterk wordt vernieuwd, is een aantal rassen bij het grote publiek door de jaren heen heel bekend geworden en gebleven. Iedereen heeft wel eens een ‘Cox’s Orange Pippin’ gegeten. Dat is een appel die na midden september plukrijp is.

Andere soorten appels zijn bijvoorbeeld ‘Elstar’, ‘Jonagold’, ‘Karmijn de Sonnaville’ en ‘Lombarts Calville’. Iets eerder zijn de al wat oudere ‘Alkmene’ en ‘Elan’ oogstbaar. Echte zomerrassen zijn de zelfbestuivende ‘Benoni’ en ‘Summerred’. Een ras als ‘Discovery’, maar ook de erg bekende ‘James Grieve’, hebben andere bestuivers nodig.

Nieuw en lekker

Na onder andere ‘Elstar’ werden recent nieuwe appelrassen zoals ‘Gala’ en ‘Braeburn’ een succes. Een van de nieuwste appels is een kruising tussen die twee: ‘Kanzi’ met een heerlijk fris aroma, sappig, knapperig en met een opmerkelijke, rozerode kleur. Ook vrij nieuw is ‘Greenstar’, met als bijzonderheid dat daarvan het vruchtvlees van de appel niet bruin wordt als het aan de lucht wordt blootgesteld. Een ideale appel om mee te bakken en in salades en dergelijke.

Plukrijp

Pak de appel beet en draai hem iets. Als hij dan gemakkelijk loskomt en het steeltje aan de appel blijft zitten, oogst u op het juiste moment. Handappels kunt u dan direct eten, bewaarappels rijpen in de opslag nog na.

Behandel vooral rijpe appels voorzichtig, want ze kneuzen snel. Leg ze liefst in ondiepe kistjes naast elkaar. Bewaarfruit wordt altijd nog iets onrijp geplukt. Een boom met handappels kunt u het beste doorplukken, dat wil zeggen: regelmatig oogstrijpe appels afplukken. Niet alles tegelijk.

Bestuivers

Om een goede appeloogst te krijgen moet er meestal kruisbestuiving tussen verschillende appelbomen plaatsvinden. Het stuifmeel uit de bloemen van het ene ras moet die van een ander ras bevruchten. Er zijn dus bijna altijd verschillende appelbomen nodig die tegelijk moeten bloeien. Daar zijn grote verschillen tussen.

Er zijn appelrassen die zelf geen goed stuifmeel leveren en dus andere rassen nauwelijks bevruchten. Dat geldt bijvoorbeeld voor ‘Schone van Boskoop’. Er zijn maar weinig zelfbestuivende rassen. Enkele van die uitzonderingen zijn ‘Summerred’ , ‘James Grieve’ en ‘Benoni’.
Goede bestuivers zijn voor:

 1  ‘Benoni’ 1 2 3 5
 2  ‘James Grieve’ 1 2 3 4 5 6 10
 3  ‘Summerred’ 1 2 3 4
 4  ‘Alkmene’ 1 2 3 5 9 10
 5  ‘Cox’s Orange Pippin’ 1 2 3 4 6 9 10
 6  ‘Lombarts Calville’ 1 2 5 6 9 10
 7 ‘Karmijn de Sonnaville’ 1 2 3 4 6 9
 8  ‘Schone van Boskoop’ 1 2 3 4 5 10
 9  ‘Elstar’ 1 2 3 4 6 10
 10  ‘Zoete Oranje’ 2 4 5

 

Gecertificeerd plantmateriaal

U wilt natuurlijk gezonde appelbomen kopen en van het ras waar u om vraagt. Daar kunt u zeker van zijn als u appelbomen met een zogenaamd NAKB-strookje rond de stam koopt. Dan heeft u te maken met door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst van Boomkwekerijgewassen gekeurde planten.

Op zo’n strookje staat welk ras het is, op welke onderstam deze werd geënt en wat de kwaliteit en gezondheid van de boom is. Meestal treft u een oranje strookje aan met de aanduiding ‘virusvrij’. Dat is de beste kwaliteit. Een wit etiket betekent dat men bij de keuring niet geheel zeker was van die virusvrijheid en is het etiket blauw dan heeft u met een boom van goede standaardkwaliteit te maken.